How do we feed the city?

Onderzoek

'Flevolandse voedselondernemers zijn essentieel voor verduurzaming van de sector'

Vorige maand promoveerde Koen van der Gaast na een onderzoek van ruim vier jaar op duurzaam voedselondernemerschap in de Flevolandse polder. Hij deed dat als externe promovendus bij de vakgroep Urbane Economie van Wageningen Universiteit, en bij het Lectoraat Voedsel en Gezond Leven bij Aeres Hogeschool.
  •  Leestijd 8 minuten
Koen van der Gaast

Wat heb je precies onderzocht?

Mijn startpunt was de constatering dat in de literatuur over ondernemerschap de focus verschuift van de ondernemer en hoe de onderneming gerund wordt, naar ondernemen als een collectieve activiteit. Ondernemen wordt nooit alleen gedaan door de ondernemer, daar zijn heel veel andere partijen bij betrokken. Het viel me op dat deze verschuiving in de literatuur over voedselondernemerschap níet naar voren kwam. Terwijl er vooral in Flevoland heel veel partijen bezig zijn met het organiseren van een duurzamer voedselsysteem. Daar viel dus nog veel te onderzoeken.

Daarnaast viel me op dat het in het debat over een duurzamer voedselsysteem vaak gaat over hoe dat systeem er in de verre toekomst uit zou moeten zien, maar weinig over hoe die toekomsten bereikt worden. Dat terwijl allerlei partijen, zoals ook voedselondernemers, elke dag werken aan het verwezenlijken van hun toekomstbeelden. Ik noem dat de ‘lived futures’, doorleefde toekomsten. Voedselondernemers spelen hiermee een belangrijke rol in het verduurzamingsproces.

Wat is die rol?

Voedselondernemers (dit zijn niet alleen boeren maar ook bakkers, brouwers etcetera) helpen de verduurzaming op hun eigen terrein in kleine stapjes vooruit door zich bezig te houden met praktische vraagstukken die zij iedere dag in hun leven als ondernemer tegenkomen, zoals ‘hoe zorg ik er voor dat mijn grond niet uitgeput raakt?’ maar ook ‘hoe kan ik mijn reststromen verwaarden?’. Ze worden dus niet alleen gedreven door een maatschappelijk ideaal maar ook door de wens hun onderneming zo optimaal mogelijk te laten draaien. Ze moeten zich steeds opnieuw aanpassen aan nieuwe omstandigheden en zoeken ook samenwerking met andere ondernemers. Daar ontstaan dan nieuwe spannende producten en diensten uit zoals bijvoorbeeld maaltijdboxen als de Allybox en de Flevourbox, en biertjes waar reststromen van bakkers in verwerkt zijn.

Niet alle ondernemers hebben naast het dagelijks runnen van hun bedrijf de tijd en ruimte om nieuwe dingen te proberen

Wat zijn de grootste uitdagingen voor ondernemerschap?

Er is een groot verschil in belang voor de ondernemer en voor de samenleving. Ook wanneer een nieuw idee van een ondernemer niet zo uitpakt als gewenst kan het voor de samenleving nuttig zijn wanneer andere ondernemers voortborduren op dit idee. De voedseltransitie gaat hoe dan ook in kleine stapjes vooruit. Maar die voedselondernemer die iets probeerde wat vervolgens niet zo uitpakte als werd beoogd heeft daar niets aan. De overheid verwacht ook vaak dat ondernemers helemaal op eigen kracht tot innovatie en verduurzaming komen. Maar niet alle ondernemers hebben naast het dagelijks runnen van hun bedrijf de tijd en ruimte om nieuwe dingen te proberen.

Neem bijvoorbeeld de casus Almere Oosterwold uit mijn proefschrift. In deze Almeerse wijk mogen bewoners een eigen huis bouwen, onder voorwaarde dat ze 50% van hun grond besteden aan stadslandbouw. De gemeente Almere gaat er vanuit dat op termijn de voedselproducten die dat oplevert in de rest van de stad terecht gaan komen, maar doet weinig om dit te faciliteren. Als het initiatief voor dat proces helemaal bij de bewoners wordt gelegd is er een risico dat het niet van de grond komt. De overheid moet mijns inziens meer doen om in dit gat te springen.

Oosterwold vanuit de lucht

Hoe zouden overheden dat kunnen doen?

In mijn proefschrift doe ik een aantal aanbevelingen. Overheden zouden actief een infrastructuur kunnen opzetten waardoor ondernemers elkaar makkelijker kunnen vinden en hun ervaringen en ideeën kunnen uitwisselen. Neem bijvoorbeeld een vereniging als Flevofood. Die is ontstaan toen een aantal onderzoekers bedachten dat het handig zou zijn als alle innovatieve voedselondernemers in Flevoland elkaar zouden kunnen vinden. Het online platform is met eigen financiering gemaakt en inmiddels toonaangevend. Wanneer de overheid zelf dit soort initiatieven opzet en bestaande initiatieven financieel en logistiek ondersteunt geeft dat de voedseltransitie een boost.

Overheden zouden ook meer intermediairs kunnen aannemen die zelf als een soort ondernemers te werk gaan om nieuwe verbindingen te leggen. Bewoners van Almere Oosterwold vragen daar expliciet om. Tot slot zouden ze ook meer kunnen investeren om datgene te stimuleren dat ze willen, en datgene uit te faseren dat ze niet willen. Duurzaam ondernemerschap dat nu nog niet gemakkelijk van de grond komt kan zo versneld worden.

Er is genoeg animo, en overheden lijken nu te begrijpen dat er iets meer van ze verlangd wordt dan ze tot nu toe deden.

Ben je na je onderzoek optimistisch over de toekomst van duurzaam ondernemen?

De verschuiving in het publieke debat waar wordt opgeroepen tot een overheid die meer stuurt stemt me wel optimistisch. Dat mensen van buiten de provincie naar Flevoland komen om zich hier te vestigen als ondernemer, puur vanuit een passie voor het onderwerp, vind ik bemoedigend. Ik zie ook dat die mensen elkaar vinden en samen gaan werken. Er is genoeg animo, en overheden lijken nu te begrijpen dat er iets meer van ze verlangd wordt dan ze tot nu toe deden.

Ik ben minder optimistisch over het tempo en de schaal van het verduurzamingsproces. De opgaven zijn gigantisch en urgent. Er wordt beslist hard gewerkt aan verduurzaming van de sector, maar het gaat echt in kleine stapjes.

Dat mensen van buiten de provincie naar Flevoland komen om zich hier te vestigen als ondernemer, puur vanuit een passie voor het onderwerp, vind ik bemoedigend.

En jij? Wat zijn jouw plannen nu je gepromoveerd bent?

Ik werk sinds oktober bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit als toekomstonderzoeker. We maken toekomstverkenningen voor verschillende afdelingen van de NVWA. Dat betekent dat we op basis van wat daar nu gebeurt, mogelijke toekomstscenario’s schetsen en bijbehorende plannen van aanpak proberen te formuleren. Omdat we zijn verankerd in de organisatie is de kans groot dat er iets met onze toekomstscenario’s wordt gedaan.

Voor de wat langere termijn kan ik me voorstellen dat ik op een plek werk waar ik zelf met mijn voeten in de klei sta, en me weer meer specifiek bezighoudt met de duurzaamheidstransitie. Maar voorlopig zit ik goed bij de NVWA.

Koen’s proefschrift ‘Plan-and-play in the polder: exploring the lived futures of sustainable food  entrepreneurship in Flevoland‘ is gepubliceerd en hier te vinden.

Cookie toestemming
We gebruiken geanonimiseerde tracking cookies op onze website