How do we feed the city?

Een nieuwe wereld

Felix-Levitton_1000px

Programmamaker en politiek analist Felix Rottenberg, die al jaren het ‘It’s the Food, my Friend!’ debatprogramma programmeert, bespreekt regelmatig Flevo Campus publicaties van zijn keus. Deze keer bespreekt Felix de essaybundel Boze boeren, LED-lampen en kipdino’s, dat vanaf vandaag digitaal te downloaden is.

Boze boeren, LED-lampen en kipdino’s is geen doorsnee publicatie. Als jaarboek van Flevo Campus, vond ik het zowel een geslaagde poging om de veelomvattendheid van het voedselsysteem in beeld te krijgen, als ook een tijdsdocument. Zo beschrijft politicoloog Herman Lelieveldt in zijn bijdrage treffend waar de boerenprotesten eind 2019 vandaan kwamen. Terecht benadrukt Lelieveldt dat het voeden van de stad een nieuwe visie op de relatie tussen stad en ommeland vergt.

Trots op boerenbedrijven was er nauwelijks meer. Stadsbewoners namen hun voedsel af bij supermarktgiganten waardoor voedselvoorziening een bulkeconomie werd. Boeren wordt door stedelingen nu verweten dat zij verantwoordelijk zijn voor de aantasting van de aarde, terwijl burgers zelf niet beseffen dat zij zonder gêne de andere kant op hebben gekeken. Consumenten zijn eigenlijk aandeelhouders van de agro-industrie geworden.

‘Dat kleine landje’

Lelieveldt herinnert de lezer aan het National Geographic-artikel uit de herfst van 2017 waarin Nederland wordt neergezet als ‘dat kleine landje dat de hele wereld voedt’. Er werd niet aan toegevoegd dat Nederland als tweede landbouwexporteur in de wereld grondstoffen nodig heeft die massaal geïmporteerd worden, en dat we onze eigen grond en natuur opzadelen met mest, luchtvervuiling, stalbranden en dierziekten. Grond, bodem en natuur zijn in gevaar. Frans Timmermans noemt het al jaren de grootste crisis die ons tot radicale keuzes moet dwingen.

En daarom is de bundel Boze boeren, LED-lampen en kipdino’s zo relevant. Lelieveldt én de Britse denker Carolyn Steel – bekend van haar baanbrekende boek Hungry City – presenteren in hun essays plannen die aangeven hoe radicale keuzes hun weg kunnen vinden.

Van Utopia naar Sitopia

Steel beschrijft hoe belangrijke utopische verhandelingen haar denken over het voedselsysteem hebben beïnvloed. Utopia van Thomas More dateert uit 1516, maar de principes die erin naar voren komen zijn volgens Steel nog steeds relevant. En ook het vermaarde Garden Cities of To-Morrow van Ebenezer Howard uit 1902 heeft belangrijke lessen voor de mens van vandaag.

Zeer aanstekelijk is de manier waarop Steel deze publicaties gebruikt om haar idee van ‘sitopia’ te lanceren: een utopistische stad waarin voedsel en het correct produceren en consumeren ervan overal op de voorgrond staat. Voedsel tot grondslag van ons waardenstelsel verheffen, More dacht destijds al holistisch! Hij verdeelde steden in grote complexen met royale achtertuinen waar de bewoners liefdevol groenten en fruit telen. Kinderen leren al jong voedsel verbouwen en burgers van alle leeftijden bewerken om beurten de akkers. En let op: alle land en onroerend goed zijn gemeenschappelijk bezit. Gemeenschappen en gezinnen komen geregeld bijeen voor gezamenlijke maaltijden.

Steel’s essay riep bij mij een associatie op met de Kolenkitbuurt in Amsterdam-West, waar ik voor de documentaireseries ‘De Akbarstraat’ al jaren onderzoek verricht. De naam van deze wijk verwoordt letterlijk de verbinding van stad en ommeland, dat is iedereen vergeten. De planoloog Cornelis van Eesteren ontwierp eind jaren dertig de nieuwe woonwijken in Amsterdam Nieuw-West en wilde een functionele scheiding van woon-werk-recreatie en verkeer.

Dat concept bleek na vijftig jaar achterhaald. In de Van Eesteren-wijken woonden inmiddels de armste bewoners van de stad. Wat een kansen hebben stedenbouwers bij de recente vernieuwing verloren laten gaan: ze hadden in de geest van More een combinatie van stadslandbouw en tuinbouw in kunnen passen. Dat zou een antwoord kunnen zijn op de vervreemding in de wijk tussen bevolkingsgroepen. Als bewoners trots ontlenen aan hun wijk worden ze buurtgenoten, omdat ze de gemeenschapsgrond met elkaar delen en onderhouden. Dit zijn de beginselen waarop de wijk Oosterwold in Almere succesvol functioneert. 

Meepraten over deze en de andere essays in Boze boeren? Download hier het e-book!

Terroir en verbinding

Het gaat altijd om het stimuleren van gemeenschapsgevoel. Lelieveldt legt in zijn essay het belangrijke begrip ‘terroir’ uit. Samenstelling van de bodem en de klimatologische omstandigheden drukken een groot stempel op de uiteindelijke smaak van producten die voortkomen uit de grond, ingezaaid door een mens of een vogel: aardappels, appels, sla, wortels, bonen en kolen.

Interessant is de kennis van volkstuinders: die weten precies wat het beste op de bodem van hun tuin gedijt. Zij zweren bij de traditionele namen. Mijn vriend Barry uit Den Helder heeft niet ver van zee een volkstuin zo groot als een half voetbalveld. Krombekbonen doen het goed in zijn tuin, een typische boon voor de Kop van Noord-Holland, net als de Opperdoes aardappel.

Toen ik afgelopen herfst op een zaterdag in Oosterwold aan de buitenkant van Almere uren met bewoners sprak, trok een nieuwe wereld aan mij voorbij. Het stemde me optimistisch omdat ecologisch bewustzijn, stedenbouw en betrokkenheid van burgers er onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.’

door Felix Rottenberg

Cookie toestemming
We gebruiken geanonimiseerde tracking cookies op onze website